Bart Boumans

“Het is de leukste vakantiekaart die we dit jaar kregen,” schreef Graficus gecharmeerd, zomer 1956. Ook nu nog, bijna zestig jaar later is het een grafisch kunststukje om op te vreten. Je ziet een jonge kerel die… Nee, eerst vertellen hoe het ging. 

Bart Boumans tijdens de ordening van het posterarchief van het Holland Festival, 2002

Hij heette Bart en woonde in Deventer waar zijn vader een fotozaak had: Foto Boumans. Omdat hij altijd graag dingen met zijn handen deed, ging hij naar de ambachtsschool. Als hij dan naar huis wandelde, kwam hij altijd langs drukkerij De IJsel (één s) en bleef dan vaak voor de open deur staan om naar dat spannende bedrijf te kijken: k-tf-pók, k-tf-pók, k-tf-pók deed de Heidelberger en de vers bedrukte papieren stapelden zich op. 

Na een paar dagen had een van de drukkers gezegd: kom maar even binnen kijken, hoor. Sindsdien was Bart niet meer uit die magische hal weg te slaan. Toen dat zo eens uitkwam liet hij de mannen daar zien dat hij heel aardig kon tekenen. Dat kwam de directeur te weten – precies zoals het gaat in een ouderwets jongens-boek. En die directeur heette dan ook Diepsmeer, helemaal zoals het hoort dus. “Zou jij niet ’s een tekeningetje willen maken voor een kaart waarmee wij de klanten laten weten dat we van dan tot dan met vakantie zijn?” vroeg de heer Diepsmeer aan Bart. Een opdracht!

Proeve van het talent van een zestienjarige: de vakantiefolder voor drukkerij De IJsel met ingebouwde verrassing, 1956

Wat hij bedacht was wel even wat meer dan een tekeningetje. Die drukkers hadden er schik in om dit klusje op te knappen, al het vouw- en prutswerk met de hand. Het was een dubbelgevouwen kaart, staand model, voorblad korter dan het achterblad. Voorop een jonge kerel die een duik neemt in het blauwe water van het eronderuit stekende achterstuk. “Wij duiken even onder op 28 juli,” stond er bij. Vouwde je de kaart open dan trok je daarmee een vrolijk hoofd door een gleuf in het water omhoog. “Maar we zijn weer boven water op 15 augustus,” las men daar. Nog altijd leuk. Bart was toen zestien.

Nu, in de zeventig, is Bart Boumans een zeer veelzijdig kunstenaar onder de ontwerpers en een zeer veelzijdig ontwerper onder de kunstenaars. Dankzij zijn ongebondenheid, zich nooit vastleggend op één terrein, heeft hij zich een weelde aan creatieve uitingen kunnen veroorloven. Van roem heeft hij zich afzijdig gehouden, maar de grootste musea ter wereld hebben werk van hem: MoMa, Tate, Stedelijk, British Museum. Hij lijkt verbluffend veel op de vroegere Franse acteur Jean-Louis Barrault.

Tekenen, drukwerk, gedoe met letters – dat was de wereld waar hij bij wilde horen. Dus ging hij naar de kunstacademie in Arnhem, afdeling grafisch ontwerpen, tekenen en grafiek, les van Harry van Kruiningen. Voor kalligrafie was zijn docent Henk Peeters van de Zero-groep en die hielp hem van zijn linkshandigheid af door hem met twee handen tegelijk te laten schrijven. Kan hij nog, spiegelbeeldig.

Met De IJsel, nu een legendarische drukkerij, daterend uit 1898, behield hij het contact en in 1960 kon hij er, 20 jaar oud, definitief komen werken, op de opmaak-afdeling – van ‘vormgeving’ had nog niemand gehoord, smoutwerk heette dat toen. Hij leerde er zetten, hij zag hoe op de zinkplaat voor steendruk werd getekend en hoe er een nieuwe druktechniek kwam: offset. Affiches kwamen er langs, van Wim Crouwel bijvoorbeeld, die een diepe indruk maakten op de jonge ontwerper. Als adviseurs raakten de ontwerper Han de Vries en de illustrator Piet Klaasse bij De IJsel betrokken. “Daar heb ik veel van geleerd,” zegt Bart Boumans nu met waardering. 

Als 24-jarige aan het werk bij Studio van Stek in Den Haag, 1964

Catalogus voor een tentoonstelling van de Nieuwe Realisten in Den Haag, 1964

Hij leerde Wim van Stek kennen, ontwerper en tentoonstellingsbouwer, die veel deed voor het Gemeentemuseum in Den Haag. Die bood Bart aan in Den Haag zijn assistent te worden. Toen Boumans daarom in 1963 De IJsel verliet, kreeg hij een cadeautje van jewelste mee: een steendrukpers. Die stalde hij bij een vriend in diens boerderij. In het IJsel-archief had hij gezien hoe Bart van der Leck een sprookje van Andersen had aangepakt en dat liet hem zien wat je allemaal met letters kunt doen. En wie nu ziet wat Bart Boumans allemaal aan onwaarschijnlijke fantasieën op papier krijgt met al of niet bestaand lettermateriaal, mag weten dat de oorsprong ligt bij zijn grote voornaamgenoot. Overigens had hij in Deventer al wel eens letters uit linoleum gesneden voor een cabaretgroepje dat geen geld had voor ‘echt’ drukwerk. 

Van Stek liet hem van alles doen, ook affiches maken voor tentoonstellingen. Alleen kwam daar nog niet zijn naam op te staan. Ook niet die van Van Stek trouwens: eerlijk is eerlijk. Wim Crouwel was zijn grote voorbeeld toen: die finesse en precisie pasten enorm goed bij de zoeker Boumans. Maar ook – heel wat anders – de stijl van Nicolaas Wijnberg met die zwier en kleur en vrolijke belettering. Wim Beeren runde met Hein van Haaren en Cor Blok de educatieve afdeling van het Gemeentemuseum. Boumans zat er met zijn neus bovenop en leerde er weer van alles bij.

Drie jaar bleef hij in Den Haag en daarna brak een periode aan met een vracht aan nieuwe avonturen en ervaringen. Met een vriend startte hij een reclamebureautje en in Amsterdam hielp hij, zelf joods, jongerenactiviteiten bij de Joodse Gemeente organiseren. Maar die jonge gasten wilden niets anders – jaren ’60 – dan blowen, dus richtte Bart Boumans ijskoud een (illegale) hasjkelder voor ze in. Hij neusde een tijdje rond op de sociale academie; tegelijkertijd organiseerde hij symposia met joden en Palestijnen. 

Allemaal leuk, maar hij moest er uit, vond hij. Israël trok en Boumans zat een jaar in een kibboets en gaf daar, naast allerlei andere karweien, tekenles. Vandaar trok hij met een Amerikaanse vriendin heel Europa door, voor en achter het IJzeren Gordijn, en keek zijn ogen uit. Terug in Holland vond hij een brief van De IJsel: je wou toch zo graag wat loden letters hebben – de Futura, was het niet? Kom ze maar halen. Vrachten handletters, bokken, kasten, laden, zethaken stonden allemaal voor hem klaar.

In Amsterdam had hij René Treumann leren kennen, die met Frans de Jong een drukatelier was begonnen. Met zijn verse buit sloot Bart Boumans zich bij hen aan en speurde nu overal naar beschikbaar lettermateriaal. Toen hij op een avond in de Plantagebuurt vier zakken vol houten letters op straat vond, leidden die hem naar een drukkerij in een steeg: ja hoor, die hadden nog veel meer voor hem. Het Drukhuis noemden ze zich, eerst bij het Waterlooplein, later op de Herengracht. Het werd een bekend en geliefd Amsterdams artisanaal atelier, waar menig liefhebber les kwam nemen in de ambachtelijke drukkunst. De drie drukfanaten maakten prenten, experimenteerden er lustig op los, richtten tentoonstellingen in en voerden ook opdrachten uit. Iedereen kende hen. Toen het Handelsblad uit Amsterdam verdween werd hun een 64-zijdige rotatiepers aangeboden: hebben? Dat was lachen.

Pieter Brattinga werd een vriend. Hij had net zijn Print Gallery opgericht en het experiment was daar tot religie verheven. Kunstenaars loslaten op de persen van Steendrukkerij De Jong in Hilversum was een project van Brattinga en Ad Petersen (conservator van het Stedelijk Museum) en ze vroegen Boumans voor de coördinatie ervan. Toen een poging van Boumans zelf om handlitho’s van offsetplaten te drukken keer op keer mislukte werd Brattinga alleen maar enthousiaster: “Doorgaan,” riep hij onveranderd. Pakken papier zijn er door gedraaid; een derde van de prenten is ten slotte maar gelukt: een Hollands landschap in carrévorm met vet potlood getekend op Kodatrace (transparant folie) en in zeven kleuren gedrukt met opdracht aan de bezitters om de prent in stukken te knippen en opnieuw samen te voegen. Dat leek op vijftien manieren te kunnen, “maar het kon wel op honderdvijftigduizend manieren,” grinnikt Boumans. “Niemand heeft het gedaan.” Maar het is wel de prent die Brattinga aan al die grote internationale musea verkocht.

Met loden letters schiep Boumans een ‘politieportret’ van de Duitse terrorist Andreas Baader, dat als ‘Prent van de maand’ verscheen in Het Parool, direct na de arrestatie van de Duitser in 1972

Voor de verjaardag van zijn Drukhuis-compagnon René Treumann tikte Boumans een felicitatiebrief in portretvorm op de schrijfmachine, 1972

Voor de metrobouw werden veel joodse confectie-ateliers in de Nieuwmarktbuurt gesloopt. Aan de gemeente stelde Boumans voor een nieuw confectiepand te bouwen naar het model van op het Waterlooplein gevonden knippatronen. Het was een serieus voorstel maar er kon niet eens een bevestiging van ontvangst af, 1975

“Mij werd gevraagd een stukje conceptuele poëzie te leveren. Zie hierbij”, staat, guitig versleuteld, op de linkerpagina naast een pagina met ‘leesbare’ woorden uit stukjes cursief Garamond-materiaal opgebouwd. Bijdrage van Boumans aan een boekje met typografische kunststukjes, 1975

Jaren ’70 – alles kon. Bart Boumans, langer haar dan nu, pionierde er vrolijk op los: collages van ansichtkaarten: bollenveld op het strand van Scheveningen, drie Eiffel-torens naast elkaar, foto’s ontleed in schrijfmachineletters, de Mona Lisa op de telex, raadselachtige geheimtaal uit fragmentjes cursieve Garamond-letters tot nieuwe tekens samengeklonterd – onbegrensde typografische baldadigheid. Bij Van Stek had hij geleerd tentoonstellingen in te richten plus het bijbehorende materiaal te maken: catalogi, affiches, flyers. Toen Dick Elffers na jaren het Rijksmuseum verliet als vormgever, schoven Brattinga en Otto Treumann, die Bart via zoon René had leren kennen, Boumans bij het museum naar voren als vaste ontwerper. Zeg daar maar eens nee tegen, maar na één tentoonstelling plus catalogus te hebben gemaakt (onderwerp: centsprenten, 1976) was dat toch wat er gebeurde: waar andere ontwerpers op hun knieën zouden zijn gezonken uit dankbaarheid, gaf Boumans het aanbod voor een vaste samenwerking terug. 

Nieuwjaarswens, uit Spanje verzonden, waarvan de voorkant en achterkant elkaars plaats innemen, 1976

In de stempel-werkplaats van Posthumus in de Amsterdamse St. Luciënsteeg experimenteerde Boumans naar harte-lust, zoals met dit zelfportretstempel waarmee hij eigen uitgaafjes signeerde, 1981


Losse knipsels samengevoegd tot een speelse papiersculptuur, 1982

Spel met letters impliceert spel met taal. Hier de relativiteit ter discussie gesteld van vraag- en uitroeptekens. 1982

 “Ik werk liever niet voor grote organisaties, ik zoek de prestigieuze openbare positie met roem en glorie niet,” zegt hij. En wie hem kent zal het inzien: een ingeboren bescheidenheid doet hem de schijnwerpers schuwen. Zijn creativiteit gedijt in de luwte. Toen de Rietveld Academie hem vroeg als docent heeft hij ook nee gezegd, maar aan de AKI in Enschede heeft hij negentien jaar lang met plezier lesgegeven. Waarom daar dan wel? “Tja, het was niet zo beladen, de sfeer was er aangenaam, ik voelde me er thuis. En ik was weer terug in Twente natuurlijk. Joop Hardy was er directeur, een halve filosoof, die het best vond als ik ook met wat filosofie begon met mijn sociale-academie achtergrond, de eerstejaars eerst maar eens loswerken uit hun opvattingen over kunst enzo.” 

Hij liet ze in zuivere Fluxus-geest ongeremd bedenken wat ze zouden willen maken, en hoe wat dat niet kon – luchtkastelen, conceptuele verzinsels – dan eventueel tóch zou kunnen; grenzen opzoeken en er overheen zien te klauteren. Mail-art projecten verzon hij, vaak met een politiek-sociale achtergrond, conservering van het regenwoud bijvoorbeeld – sociale academie, nietwaar? Maar hoofdzakelijk doceerde hij typografie met veel aandacht voor de geschiedenis daarvan. “De geschiedenis van je vak is belangrijk,” vindt hij. “Je moet de herkomst van de letters kennen, weten dat je niet zonder goede reden voor een Engels boek een Duitse letter moet gebruiken.”

Bijdrage aan het mail-art magazine Care: een stapel inzendingen gefotografeerd met schaduwbeeld en ‘toelichtingen’, 1984

Brochure voor danscursussen, 1998

Kathedraal van Siena in ansichtencollage, 1999

Blik op Venetië: collage van drie ansichtkaarten, 2003

Affiches waren een belangrijk attribuut in zijn lessen; reeksen dia’s liet hij zien die hij in Amsterdam op straat fotografeerde. Effectiever nog waren de voorbeelden die hij later in ware gedaante meebracht: jááá, riepen ze in de klas, dat is wel wat anders dan dia’s! Hij pikte de plakkaten op bij drukkers, theaters, ontwerpers, verspreiders en zo groeide uit het lesmateriaal een kostelijke persoonlijke collectie. Op de zolder van zijn huis in de Watergraafsmeer liggen er nu, met de dubbelen mee, tegen de achtduizend, de mooiste uit het Nederlands erfgoed: Elffers, Wijnberg, Escher, Sandberg, Bons, Crouwel, Van Toorn, Beeke – noem alle grote jongens maar op. 

Bij Toneelgroep De Appel in Den Haag lagen de affiches die Jan Bons er in dertig jaar had gemaakt door elkaar in ordeloze stapels op zolder. Boumans bood aan die hele voorraad te ordenen en te catalogiseren, als hij dan zelf ook een set mocht hebben. Op dezelfde basis ruimde hij de opslag van het Holland Festival op: honderden affiches van de vaderlandse top. Kijk, dat helpt in een particuliere verzameling. Het Affichemuseum in Hoorn maakte een tentoonstelling uit zijn collectie en Boumans ontwierp er zelf het affiche voor: een kleurrijk en stijlvol spel met affiche-achtige vlakken. Hij heeft trouwens in drie jaar tijd wel twaalf affichetentoonstellingen bij de AKI opgehangen – thematisch. “Typografische muziek” noemde hij bijvoorbeeld een expositie over Sandberg.

Affiche van Boumans voor de tentoonstelling van affiches uit zijn eigen collectie in het Affichemuseum in Hoorn in 2003

Na de collectie affiches van Jan Bons voor De Appel te hebben geordend stelde Bart Boumans 25 mappen met overcomplete exemplaren samen voor liefhebbers. Het omslag schiep hij van de restanten van verminkte affiches, 2007

Je raakt eigenlijk een beetje buiten adem van al die avonturen. Er is een enorme doos op tafel gekomen met een diversiteit aan bijzonder drukwerk waarvan we in dit bestek maar een greep kunnen laten zien. En dan wat er allemaal nog op die zolder ligt! Naast deze hommage zou hij een kloek platenboek verdienen – je zou je ogen uitkijken. Op die maskers bijvoorbeeld – maar dat komt zo.

Omslagen voor catalogus van Duits antiquariaat, 2000

Pagina voor site GWA, 2009

Logo’s ontworpen door Bart Boumans

Met zijn AKI-leerlingen had hij dus een mail-art project in tijdschriftvorm bedacht dat ze Care noemden; mooie, liefdevolle naam. Iedere leerling droeg er aan bij met, binnen een gekozen thema, eigen maaksels. Laat ’t maar uit de hand lopen – wat je bedenkt is goed. Care werd verstuurd over de hele wereld binnen een netwerk van liefhebbers waarin Bart verzeild was geraakt door een wonderlijke Amsterdams-Mexicaanse vriend (Ulysses Carrion, voor wie die naam nog kleurrijke herinneringen oproept). Zo kwam Care dan terecht in Italië, Korea, Brazilië en noem maar op. Die lui moesten dan zelf ook weer met hun connecties een nummer vullen en rondsturen. Twaalf nummers zijn er zo gemaakt: drie uit Enschede, de rest overal vandaan, met de wonderlijkste experimenten. Als je die hele reeks nog eens ergens zou vinden! 

In 1996 vertrok Boumans bij de AKI, na enige honderden ontwerpers op weg te hebben geholpen. Het leukst vond hij eigenlijk de leerlingen die niet direct opvielen. “Kijk, je ziet natuurlijk de talenten die er meteen bovenuit steken. Maar om die anderen met een beetje duwen zich ook te zien ontwikkelen – dat is nog veel leuker.” Zijn eigen talent ontwikkelt zich nog steeds verder. Beeldhouwen bijvoorbeeld. Toen hij 18 jaar was boetseerde hij een portret van zijn vader. Het staat in zijn woonkamer: prachtige, sterke, doorgroefde kop, die wel móet lijken. “Jazeker,” zegt de maker, “het is ’m echt.” Jarenlang, dik veertig jaar, keek hij niet meer naar beeldhouwen om, maar rond zijn zestigste kwam het ineens terug. Hij heeft zijn vingers weer in de willige klei gedrukt met een aantal sterke portretten als gevolg. In niet meer dan vijf minuten schetst hij met potlood in rake, krachtige lijnen de essentie van iemands hoofd, wat dan als basis zal dienen voor het kleiportret. Maar de tekening zelf is al een knoert.

Na jaren pakte Boumans rond zijn vijfenzestigste jaar het maken van kleiportretten weer op, alle ca. 30 cm hoog

Catalogi heeft hij gemaakt, voor en na de AKI, en boeken, affiches, logo’s ontworpen, illustraties gemaakt, websites helpen vormgeven en veel vrij werk voortgebracht. Gastlessen gaf hij in Utrecht en Zwolle en ook in Israël trouwens, en steenhouwers leerde hij van alles over typografie – voor monumenten bijvoorbeeld of grafzerken. “Ik had vast veel verder kunnen komen als ik me op één ding had geconcentreerd,” realiseert Boumans zich heel goed. “Maar ik heb helemaal geen spijt: ik heb nu alles kunnen doen wat ik tegenkwam. Als ik wat nieuws zie, dan doe ik dat.” Zoals die maskers. 

Maar ook boekbinden en boeken restaureren. Ooit een cursus boekmaken gevolgd en daarin destijds ook lesgegeven in het Drukhuis. Een van zijn leerlingen was een vriend van W.F. Hermans, de letterkundige Frans A. Jansen, die later als hoogleraar de geschiedenis van het boek en de drukkunst als zijn domein koos, doorgaand waar Bart Boumans hem inspiratie had geboden. Fysieke boekverzorging is bij Boumans werkelijk een kunst geworden. Voor een vriend weet hij een geraffineerd extraatje toe te voegen aan een opnieuw gebonden bundeltje houtsneden van Frans Masereel. In het schutblad, rood te ener en zwart te anderer zijde, snijdt hij een schreefloze M uit en plakt, dankzij de symmetrie van de M, ervoor en erachter een F: zwart op het rode blad, wit op het zwarte. Zo simpel, zo mooi. Van zwaarder kaliber zijn de banden die hij, samen met de restaurateur Hans van der Horst, maakt voor de beroemde filosofische bibliotheek van Joost Ritman. Werken uit de twaalfde of veertiende eeuw voorzien ze van perkamenten of lederen banden (op houten platten) die worden beletterd uit zorgvuldig gereconstrueerde lettersoorten uit dezelfde tijd, in zilver of goud gestempeld op donkergroen leer bijvoorbeeld. In Parijs zoeken ze het leer voor de banden en daar zit ook de enige goede stempelmaker die naar hun ontwerp de bandstempels maakt. 

Bart Boumans met AKI-studenten in de Ritman-bibliotheek, 2004

Bandontwerp door Boumans en Hans van der Horst voor de cassette van een vijftiende-eeuws filosofieboek uit de Ritman-bibliotheek: groen leer met Latijnse tekst in goud en middelduitse titel in zilver. Boek met identieke band in de cassette, 2005

Bandontwerp voor joodse z.g. ‘Spaanse bijbel’ in de Braginsky Collectie, Zwitserland, 2012

Hebreeuwse tekstprent met uitgesneden letters op kleurig achterblad, 2011

Natuurlijk moet het bandontwerp passen bij de inhoud. “Maar,” zegt Boumans nadrukkelijk, “je moet niet verbloemen dat het nu is gemaakt. Boeken zijn door de eeuwen heen herbonden, steeds in een dan nieuwe verpakking. Nu dus ook.” Maar toen hij zich met een boek van Plato uit ca. 1300 iets te veel vrijheid had veroorloofd, ontstak Ritman in grote woede. Pas nadat een Amerikaanse kenner later het ontwerp en de motivatie daarvan juist uitbundig had toegejuicht, streek Ritman het conflict weer recht met een grote bos bloemen.

Maar nu die maskers. Nog maar een paar jaar geleden kreeg Boumans plotseling daarvoor het idee toen hij in Zuid-Spanje, waar hij vaak komt, de dikke verhoute bladen zag liggen die van de stam van palmbomen worden afgekapt. Het zijn ovaal-achtige vormen van een centimeter of zestig, puntig van boven en vanuit een verticale ribbel in het midden aan weerszijden naar achteren wijkend. Maskers! zag hij opeens en maakte er snijdend en vervend gezichten van – magisch. In de gedekte tinten op het oorspronkelijke grauw van de houtkleur zien we lege schuinstaande ogen met deels open, deels getekend de neus en de mond. ‘Haar’ kan zijn aangebracht uit een stuk bezem of vingerachtig blad. Een nieuw soort ‘tribal art’, verwant, naar het lijkt, aan etnografica uit Afrika of Oceanië.  Het zijn er een stuk of twintig; in 2013 zijn ze tentoongesteld in een beeldhouwersatelier als spontane verbindingen tussen westerse en exotische culturen, dankzij een zich telkens vernieuwend kunstenaar die ooit begon met een opvallende vakantiekaart.

In Zuid-Spanje ‘ontdekte’ Boumans de schubachtige bladen die van de stam van palmbomen worden afgehakt. Onder zijn handen werden het exotische maskers.


Bart Boumans
geboren op 12 februari 1940, Deventer


Auteur: Frans van Lier, November 2013
Eindredactie: Sybrand Zijlstra
Portretfoto: Aatjan renders