Henk Gianotten

Toen ik Henk Gianotten trof voor een eerste gesprek met het oog op deze publicatie viel mij meteen op dat hij nog steeds midden in de grafische beroepspraktijk staat. Ons gesprek ging slechts terloops over het verleden, alsof het nog geen tijd was om terug te blikken. In plaats daarvan wisselden we gedachten uit over actuele en toekomstige ontwikkelingen in de grafische wereld. We spraken over hoe ontwerpers en technici daarbij hun plaats moeten bepalen.

Henk Gianotten en Adrian Frutiger bij Tetterode – 1990

Henk Gianotten (1940) is geen ontwerper, drukker of lithograaf, maar evenmin iemand die ‘alleen maar’ als adviseur tussen deze partijen staat. Zijn vakkennis en gedrevenheid zijn daarvoor te groot. Hij heeft op 66-jarige leeftijd nog altijd een vooruitziende blik en een ontembare drang om zijn verhaal te doen. Henks rol als intermediair tussen ontwerp en druk – twee beroepsvelden die elkaar hard nodig hebben maar vaak verschillende talen spreken – mag gezien al zijn ervaring uniek genoemd geworden. We profiteren te weinig van de geestelijke bagage die ervaren mensen zoals hij gedurende hun leven hebben verworven, bedacht ik tijdens ons gesprek, terwijl zij maar al te graag hun kennis en ervaring willen doorgeven. Dat geldt zeker voor Henk Gianotten.

LT Gianotten – 2000, ontworpen door Antonio Pace

De eerste decennia
Nederland was nog net niet bezet toen hij ter wereld kwam in Eindhoven, als eerste zoon in het gezin Gianotten. Het gezin groeide snel; vader en moeder Gianotten kregen nog negen kinderen. Beide grootvaders zaten in het drukkersvak. De één gaf een krant uit, de ander had een handelsdrukkerij. Dit betekende echter niet dat Henk voorbestemd was voor het grafische vak. Vader Gianotten weigerde de familietraditie voort te zetten. Hij zag het grafische vak helemaal niet zitten en werd econoom bij Philips. Zijn studie bekostigde hij met de opbrengst van de verkoop van advertenties. Het ondernemen en dwarsliggen zit de Gianottens blijkbaar in het bloed.

Henk Gianotten heeft in elk geval het ondernemend en kritisch vermogen van zijn vader geërfd. Op het lyceum schreef hij stukjes voor de schoolkrant, die hij tevens opmaakte. Hij wist de rector van de school te overtuigen om de schoolkrant met advertenties kostendekkend te maken en daardoor het voortbestaan van de krant veilig te stellen. Henk dacht aan de wijze waarop zijn vader z’n studie bekostigd had en verkocht zelf de advertenties. Dat deed hij zo goed dat de school er geld aan overhield. Toch wist Henk in die periode nog niet wat hij wilde. Die schoolkrant maakte hij met veel passie, hij had een bijbaantje bij een krantendrukkerij, maar dat hij in het grafische vak terecht zou komen was beslist geen uitgemaakte zaak. Hij hield van schrijven. Het Eindhovens Dagblad vroeg hem artikelen te schrijven voor de jeugdpagina, wat hij met verve deed. Door zijn vakantiewerk bij de krantendrukkerij leerde hij ook harde kanten van het vak, het werken tegen de deadline. ‘Het mooiste vond ik de spanning tijdens het zakken van de krant.’ 

Maar er waren aspecten aan het vakgebied die hem meer interesseerden. De felle discussies die hij voerde met drukkers en adverteerders vond hij boeiend en stimulerend. Het was dus niet verwonderlijk dat Gianotten na zijn middelbare school uiteindelijk koos voor de School voor Grafische Vakken (SGV) in Utrecht. Nu was er geen weg meer terug: hij ontwikkelde daar een echte passie voor het grafische vak. 

Staromat – 1963, fotokoppenzetapparaat / Diatype – 1967, fotozetapparaat Berthold

Studenten van de SGV konden op vrijdag colleges volgen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Gianotten liep college bij dr. Willem Ovink, die aan de UvA bijzonder hoogleraar was in ‘de wetenschap van de geschiedenis en de aesthetiek van de drukkunst en de daarmee samenhangende grafische technieken.’ Ovinks colleges maakten diepe indruk op hem. Zijn belangstelling voor de geschiedenis van het ontwerpen en zijn fascinatie voor nieuwe technische ontwikkelingen werden door Ovink enorm aangewakkerd. Ook werd er een basis gelegd voor Gianottens overtuiging dat uitwisseling van kennis op internationaal niveau noodzakelijk is in de grafische wereld.

Ovink had in de grafische wereld internationaal aanzien verworven door zijn publicaties over boektypografie. Hij was in 1945 aangesteld als esthetisch adviseur van de ‘Lettergieterij Amsterdam’ v/h N. Tetterode (vanaf 1963 ‘Tetterode’ als onderdeel van Bührmann-Tetterode). Zijn taak was het ontwikkelen van nieuwe letterseries op eigen initiatief van de Lettergieterij ‘Amsterdam’ of in opdracht van derden, en het beheren en uitbouwen van de Typografische Bibliotheek1van het bedrijf. Ovink analyseerde in zijn publicaties vernieuwingen uit het verleden om van daaruit een visie op het toekomstbeleid te ontwikkelen. ‘Ovink was een heel gestructureerd denker. Ook al had veel van het nieuwe niet zijn sympathie, hij probeerde wel de typografische ontwikkelingen van een andere kant te bekijken. De voortdurende strijd tussen het nieuwe en de traditie heb ik altijd heel inspirerend gevonden.’

Gianotten liep stage bij de Staatsdrukkerij en na het afronden van zijn studie, in 1961, trad hij in dienst bij een Duitse drukkerij. Die had veel nieuwe technieken in huis; ze werkten er bijvoorbeeld al met IBM-computers. Begin 1963 kwam hij opnieuw bij de Staatsdrukkerij terecht, om een telefoonboekenproject te begeleiden, waarbij was ook de ‘Lettergieterij Amsterdam’ betrokken was. Van het een kwam het ander. 

Harris Intertype – 1973, 1100 correctieterminal

Tetterode, het begin
Toen zich de mogelijkheid voordeed in dienst te treden bij de grootste producent en leverancier van grafische machines en materialen van Nederland, twijfelde hij geen moment. Tetterode, zoals het bedrijf inmiddels heette, had immers zowel creatie, techniek als letterontwerp in huis en die drie pijlers waren – geheel in de lijn van Ovink – Gianottens grootste drijfveer geworden. Hij was vooral geïnteresseerd in de wisselwerking tussen die drie vakgebieden.
‘Ik wilde aanvankelijk de creatieve kant op, maar kwam er snel achter dat dit niet mijn kracht was. Wel heeft het altijd mijn warme belangstelling gehad, vooral als het leidt tot experimenteren in de drukkerij. Veel creatieve zaken staan op gespannen voet met efficiënt produceren. Dan moet je toch een goede oplossing vinden. De discussies tussen ontwerpers en technici zijn heel leerzaam.’

In de zomer van 1963 begonnen zijn werkzaamheden bij Tetterode. Op zijn eerste werkdag werd hij als verkoopondersteuner meteen in het diepe gegooid op de afdeling ‘Speciale machines’, waartoe repro, diepdruk en offsetrotatie behoorden. ‘Ik moest op mijn tweede werkdag al een presentatie geven over het toen nog prille fotografische zetten, voor mensen van drukkerij Joh. Enschedé.’ Gianotten klom op van junior verkoper tot verkoper, vervolgens tot verkoopleider en uiteindelijk, ongeveer tien jaar later, tot marketing-manager. In die functie werd hij onder andere hoofd Pers & publiciteit en lid van het managementteam van Tetterode. Hij maakte bij dit bedrijf grote veranderingen in de grafische industrie mee: de omschakeling van boekdruk naar offset en van loodzetten naar digitale fotozettechnieken. Tetterode was groot, had veel aanzien en bevond zich steeds in de voorhoede van de ontwikkelingen. Het bedrijf was zo veelzijdig, dat hij de verleiding weerstond om elders in dienst te treden, hoewel het aan aanbiedingen niet ontbrak.

Hij zou Tetterode 37 jaar trouw blijven. Vaak wekt een lang dienstverband de indruk van een eenzijdige carrière, maar bij Gianotten is dat allerminst het geval. Hij verzorgde lezingen in binnen- en buitenland, onderhandelde met leveranciers van hard- en software, bracht ontwerpers en producenten met elkaar in gesprek. Binnen het managementteam bepaalde hij mede het beleid en daarbij manifesteerde hij zich als iemand die ver vooruitkeek en zich waagde aan moedige voorspellingen. 

Linotronic 630 – 1995, fotozetsysteem Linotype-Hell

Relatie met ontwerpers
Als hoofd Pers & publiciteit werd hij ook opdrachtgever van ontwerpers. Hij heeft in de loop van zijn carrière gezien hoe de aard van de werkzaamheden van de ontwerper steeds weer opnieuw gedefinieerd moest worden als gevolg van ontwikkelingen in de techniek. In de jaren zestig en zeventig was er nog sprake van een duidelijke afbakening van taken bij de productie van drukwerk. De basis lay-out van een tijdschrift werd bijvoorbeeld eenmalig in overleg met de ontwerpers vastgelegd. Vervolgens concentreerden deze zich per uitgave op de vormgeving van de koppen en de intro’s. Die werden opgeplakt in het gewenste lettertype, door de lithograaf met een camera opgenomen en vervolgens in de films gemonteerd. Voor periodieken was dit toen de meest efficiënte werkwijze. In de jaren zeventig werden pogingen ondernomen om tot een betere integratie van tekst en beeld te komen, ten voordele van zowel ontwerpers, zetters als lithografen. Ontwerpers zouden een ‘completer’ product kunnen voorbereiden, lithografen zouden het ontwerp sneller drukklaar kunnen maken, terwijl de kwaliteit van het eindproduct hoger zou zijn. Helaas strandden deze pogingen telkens weer. De computer-programma’s waren te ingewikkeld en te duur en de laseroutput te gering voor de toenmalige filmsoorten.

Boek Tetterode Nederland – 1980, vormgeving Total Design. Alle foto’s werden ingescand, gesneden, gepostioneerd en in contact gemonteerd. Later werd het beeld gecombineerd met de kleurvakken.

In 1980 kreeg Total Design de opdracht voor concept en vormgeving van de brochure ‘Tetterode-Nederland, traditie/toekomst.’ Gianotten herinnert zich de discussies met Jurriaan Schrofer en Daphne Duijvelshoff. Zij hadden collagepagina’s ontworpen die je met de huidige technieken probleemloos en snel drukklaar zou kunnen maken. Maar in 1980 moesten die pagina’s heel omslachtig met de hand op de lithoafdeling worden vervaardigd. De verhouding tussen ontwerper en drukker was essentieel anders dan nu. Een ontwerper maakte aanwijzingen en schetsen, die vervolgens door een lithograaf moesten worden nagemaakt. De onvoorspelbaarheid van dit proces zorgde voor veel correctieslagen en relatief hoge voorbereidingskosten. 

Mr PostScript
Vijf jaar later, bij de introductie van de paginabeschrijvingstaal PostScript, begon de grafische wereld er heel anders uit te zien. ‘John Warnock en Charles Geschke van Adobe hadden iets uiterst slims bedacht. Het kwam erop neer dat je de ‘relatieve’ informatie in de schetsfase van een ontwerp op elk gewenst moment kunt omzetten naar ‘absolute’ informatie. Door deze flexibiliteit hoef je pas op het laatste moment te besluiten welk bitmappatroon je voor welk outputmedium kiest. Ontwerpers konden zelf tekst en beeld integreren met een relatief eenvoudig opmaakprogramma.’ Gianotten zag meteen in dat er een revolutie zou plaatsvinden waar je maar beter als de kippen bij kon zijn. Immers: opdrachtgevers zouden zich zeker laten verleiden door de enorme besparing aan kosten die hiermee mogelijk was. 

Letterproef – 1989, PostScript letterfonts Linotype

Het begon echter allemaal nogal marginaal, mede vanwege de wat sjofele aanduiding desktop publishing (DTP). Hiermee leek het ontwerp- en productievak te worden gedegadreerd naar de huiskamersfeer: elke leek kon nu drukwerk in elkaar flansen. Grote ontwerpbureaus en grote drukkers keken hier aanvankelijk nogal op neer. Gianottens vurige pleidooien voor PostScript toen dit nog vooral bekend stond als een ‘doe-het-zelf’-verschijnsel, bezorgden hem de twijfelachtige bijnaam ‘Mr PostScript.’ Maar Mr PostScript kreeg wél gelijk. Er was er geen ontkomen aan: jonge ontwerpers en productiebedrijven gingen aan de slag met de nieuwe mogelijkheden die PostScript bood en uiteraard wilden tijdschriftuitgevers de immense kosten-besparing benutten die DTP met zich meebracht. PostScript had voor alle partijen in het grafische proces grote voordelen, omdat er eindelijk een standaard was voor volledige tekst- en beeldintegratie. 

Vooral dat laatste wilde Gianotten de sceptici duidelijk maken. Hij ging langs bij ontwerpbureaus en drukkerijen. De drukkerijen maakte hij duidelijk dat ontwerpers straks alleen nog maar langs zouden komen om een bestand te laten uitdraaien; de zetterij zou op termijn overbodig worden. De ontwerpers maakte hij duidelijk dat PostScript weliswaar veel nieuwe vrijheden bood, maar ook nieuwe gevaren met zich meebracht. De ontwerper werd namelijk tegen wil en dank zetter en dat bracht nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee en een nieuwe verhouding tot de drukker. Het klinkt nu onvoorstelbaar, maar midden jaren tachtig vond men dit een zwaar overdreven scenario. Over het algemeen werd wel ingezien dat de integratie van beeld en tekst gewenst was, maar Gianottens gedetailleerde betogen wekten vooral ergernis.

‘Detailkennis is voor mij te allen tijde erg belangrijk. Ik wil graag een verhaal overbrengen en mensen overtuigen, maar ik wil het eerst zelf goed begrijpen. Misschien komen mijn pleidooien wel eens wat al te technisch over, maar je moet niet vergeten dat ik ook in discussie ben met de ontwikkelaars van software. Dan moet je heel goed weten waar je het over hebt.’ Doordat DTP onontkoombaar was, maar de grote bureaus en bedrijven zich er niet toe wilden bekennen, ontstond er via de ‘lagere’ kanalen een ware digitale jungle. Linotype begon in 1985 als eerste met het produceren van RIP’s en PostScript lettertypes. Pas drie jaar later volgden de andere grote fotozetproducenten. Toen was het tij gekeerd. Ontwerpbureaus haalden de DTP-software in huis en kwamen met een eigen prepressafdeling. De kaarten werden opnieuw geschud en de ontwerp- en productieprocessen leken weer wat beter onder controle.

Drupa – 1995, 10 jaar Adobe-Linotype samenwerking. Vlnr Henk Gianotten (Tetterode) Dr. Charles Geschke (medeoprichter Adobe) Dieter Kondek (Linotype-Hell)

Kleurbeheersing
De volgende revolutie die zich aandiende, lag op het gebied van kleurmanagement. Gianotten, die in de jaren zeventig het Brunner systeem2naar Nederland haalde, maakte zich al in de jaren tachtig sterk voor een nieuwe standaard voor kleurprofielen op basis van het CIE-Lab kleurensysteem3. In tegenstelling tot RGB-kleuren (schermafhankelijk) en CMYK-kleuren (afhankelijk van printer, inkt en papier) zijn CIE-Lab kleuren onafhankelijk van het weergavemedium. De kleuren zijn dus identiek meetbaar op zowel monitors, printers als scanners. 

De pleidooien van Gianotten leidden opnieuw tot geïrriteerde reacties, zij het wat minder fel dan bij de introductie van DTP. Men voelde zich nu niet bedreigd, maar vroeg zich gewoon af waar hij het over had. Wat was het geval: ontwerpers werkten meer en meer met Photoshop en waren daarmee zonder het zich ten volle te realiseren behalve zetter ook nog beeldbewerker/lithograaf aan het worden. Drukkerijen gaven de schuld aan de ontwerper als afbeeldingen dichtgelopen waren, vaak als gevolg van een verkeerde separatie. Kleurmanagement is een specialisme: de beeldbestanden moeten nauwkeurig worden afgestemd op de mogelijkheden van het uitvoermedium en het gekozen papier. Gianotten wil de ontwerper niet afschrikken met een technisch verhaal, maar hem juist behulpzaam zijn bij het bepalen van de grenzen van zijn mogelijkheden. De ontwerper hoeft niet alle uithoeken van de techniek te kennen, maar hij moet er wel van doordrongen zijn dat de nieuwe techniek steeds meer verantwoordelijkheden bij hem neerlegt als hij zijn werkzaamheden niet duidelijk afbakent. Zo beseffen veel ontwerpers niet dat ze op een inferieur beeldscherm geen besluiten kunnen nemen over een kleur of het juiste kleurprofiel. Als de ontwerper zijn vingers niet wil branden aan alle high-end mogelijkheden bij de uitvoering van het ontwerp, dan moet hij in het eindtraject met goede specialisten samenwerken.

Het belang van dit onderwerp wordt nog versterkt door de opkomst van de Computer-to-Plate-techniek (CTP) sinds halverwege de jaren negentig. Omdat bij CTP geen films meer nodig zijn, vervalt de filmproef, de laatste fysieke mogelijkheid voor een ‘praktische’ controle van de hoge-resolutie afbeelding. Al in 1995 begon Gianotten om die reden met pleidooien voor het internationaal toepassen van ICC-standaards (International Color Consortium). Hij gaf daarover zelfs presentaties in de Verenigde Staten en China.

Typografie
Een ander terrein waarop Gianotten bijzonder actief is geweest, is letterontwerp en typografie. Tetterode verkocht onder andere fotozetsystemen van Berthold, Harris, Itek, Morisawa, Purup en Scangraphic, maar ook de relatie met Linotype was belangrijk. Henk was halverwege de jaren tachtig voor Tetterode bezig letters bij Linotype te digitaliseren toen John Warnock contact zocht om hun fonts PostScript-compatibel te maken. Met Linotype zou Gianotten vaak in de clinch liggen, maar er was ook grote waardering voor zijn pleidooien om betere standaards op het gebied van zowel typografie als beeld te proclameren. Van deze standaards was Linotype-Hell immers ook afhankelijk, wilden ze hun producten wereldwijd kunnen blijven verkopen. Bij zijn afscheid van Tetterode in 2000 kreeg hij van Linotype een geschenk: de toenmalige topman Bruno Steinert overhandigde hem als eerbetoon een CD met een nieuw lettertype: de LT Gianotten, ontworpen door Antonio Pace. Na zijn afscheid van Tetterode bleef Gianotten betrokken bij projecten voor Linotype.

LT Gianotten – 2000, ontworpen door Antonio Pace

Ook met letterontwerpers onderhield hij goede contacten. Zo leerde hij via Linotype Adrian Frutiger, Herman Zapf en Akira Kobayashi kennen. Gianotten publiceerde bovendien regelmatig over letterontwerpen en tot op heden heeft hij in Publish een vaste rubriek over typografie. Daarnaast is hij nog steeds actief als adviseur en bemiddelaar bij complexe projecten waar fontbeheersing en systeemtypografie deel van uitmaken. Hij was lid van de BNO-werkgroep ‘Nieuwe Zettechnieken’. Edo van Dijk (Eden Design & Communication), destijds eveneens actief deelnemer aan de werkgroep, prijst de betrokkenheid van Gianotten. ‘Henk houdt van letters. En dan vooral van lastige letters. Zijn niet aflatende strijd voor typografisch goed ontworpen en juist toegepaste eurotekens bijvoorbeeld is legendarisch. Henk houdt ook van de makers van letters. En heeft dus een broertje dood aan het illegaal kopiëren van letterfonts. Dat is immers broodroof. Met toegankelijke publicaties en heldere lezingen vertelt hij de ontwerpers hoe fontlicenties werken en waarom het wijs is te betalen voor de letters waarmee je werkt.’ 

PDF
Het Portable Document Format van Adobe is al ruim 10 jaar de standaard voor het maken van platform- en software-onafhankelijke documenten. Het is een digitaal bestandsformaat, waarin de complete opmaak, inclusief kleurgebruik, lettertypen en afbeeldingen van elk willekeurig brondocument behouden blijft. Gianotten heeft al snel na de komst van PDF zijn best gedaan om ontwerpers en producenten te overtuigen van het belang hiervan. 

Inmiddels is PDF gemeengoed: de grafische industrie wil dat uitgevers en adverteerders alleen nog maar PDF’s aanleveren. Heel actueel is op dit moment de discussie over Certified PDF’s van ontwerpers. Het gaat opnieuw over een verschuiving van verantwoordelijkheden. Het drukklaar afleveren van documenten is een ontwikkeling die zeer gevaarlijk kan zijn, al is het alleen maar vanwege misverstanden over de vraag: wat is ‘drukklaar’? Stel die vraag aan tien ontwerpers en tien drukkers, en je krijgt twintig verschillende antwoorden. Een betere vraag is misschien: moet een ontwerper wel drukklare documenten aanleveren? Gianotten is er scherp in: ‘Het móet niet, maar maak hierover in elk geval duidelijke afspraken. Maak een duidelijke keuze voor een bepaald type PDF of schakel een specialist in. Wil je als ontwerper wel drukklaar aanleveren, dan moet je de benodigde kennis zelf in huis halen.’

Pleitbezorger
Op deze manier is Gianotten voortdurend bezig mensen te overtuigen via symposia, artikelen en deelname aan communities. Dat doet hij al zijn werkzame leven lang. Hij is en blijft overtuigd pleitbezorger van internationale standaards. Binnen Tetterode was er veel ruimte om deel te nemen aan discussies over nieuwe technische ontwikkelingen. Zo kwamen studenten van de afdeling Grafisch ontwerpen van de Gerrit Rietveld Academie er bijvoorbeeld werken op moderne apparatuur. Dat was een initiatief van de toenmalige hoofdredacteur van Compres en deeltijddocent aan deze academie, Frits de Winter, die zijn studenten zoveel mogelijk wilde betrekken bij nieuwe ontwikkelingen in grafische technieken. Tetterode werkte daar graag aan mee omdat men het belang inzag om in de voorhoede te verkeren van de discussie tussen ontwerpers en drukkers. Het liefst ziet Gianotten gebeuren dat ontwerpers en technici samen nieuwe producten maken.

BNO – 1991, werkgroep BNO ‘Nieuwe Zettechnieken’. Overhandiging eerste exemplaar
boek ‘Linotype’. Cor Rosbeek en Henk Gianotten

Ook Cor Rosbeek, zeer gerespecteerd als drukker en bevlogen in zijn pogingen om goede techniek in contact te brengen met goede ontwerpers, onderkende dat Gianottens kennis ongeëvenaard was en nodigde hem uit om workshops te geven voor ontwerpers over technische veranderingen en de consequenties. Niet omdat Henk Gianotten iemand van Tetterode was, maar gewoon omdat hij veel wist. Gianotten zocht in zijn tijd bij Tetterode zelf zo vaak mogelijk internationale platforms op die zich bezighielden met discussies over het spanningsveld tussen ontwerp en techniek. Toen hij Tetterode verliet, werden deze ‘nevenactiviteiten’ gepromoveerd tot hoofdzaken.

Afscheid van Tetterode
In 2000 nam Henk Gianotten na een dienstverband van 37 jaar afscheid van Tetterode. Het Grafisch Weekblad publiceerde bij deze gelegenheid een artikel met de titel ‘Gia bedankt.’ Enkele citaten:

Fokko Tamminga (drukkerij Ando):‘Henk is de meest gedreven graficus die ik ken. Eerlijk tot op het bot, maar vooral een steun voor iedereen die goed naar hem luistert. Hij heeft ons voor heel wat ellende behoedt door nooit het belang van de klant uit het oog te verliezen. Gianotten stond niet direct met het orderboekje klaar, maar ging eerst de discussie met je aan. Om vast te stellen wat je wilde en wat goed voor je kon zijn. Op het gebied van de kleurenleer ben ik het vaak niet met hem eens. Juist daardoor hebben we zo’n goed contact met hem gehouden.’

Peter Matthias Noordzij (The Enschede Font Foundry):‘Gianotten staat open voor allerlei nieuwe ideeën en dat is best opmerkelijk in de grafische industrie. Hij houdt niet dogmatisch vast aan één bepaald standpunt of idee, maar luistert naar afwijkende meningen.’

Cor Rosbeek (drukkerij Rosbeek): ‘Henk is een instituut en fenomeen tegelijk als het gaat om nieuwe ontwikkelingen. Op prepress-gebied is hij de best geïnformeerde persoon in ons land. Daarnaast is zijn belangstelling voor het kunstzinnige en creatieve hartverwarmend. Hij slaagde erin een koppeling te maken tussen de technische mogelijkheden en de creatieve wensen. Diverse keren heeft hij in ons bedrijf uitleg gegeven aan ontwerpers. Zijn verhalen waren glashelder, een verrijking voor de creatieven.’

Het vervolg
De Tetterode periode was definitief afgesloten, maar zijn afscheid van het bedrijf waar hij zo lang heeft gewerkt, blijkt een minder grote cesuur in de levensloop van Gianotten dan je zou verwachten.  Bij Tetterode was hij altijd al naar buiten gericht. Aan de ene kant kon hij uit hoofde van zijn functie in contact komen met veel ontwerpers en producenten uit binnen- en buitenland, aan de andere kant waren zijn persoonlijke interesse en zijn gedrevenheid zo groot, dat hij ook buiten werktijd met genoegen bezig was met het grafische vak. Door te onderzoeken, te publiceren en lezingen te geven. Het wekt dan ook geen verbazing dat hij na zijn pensionering daarmee onverminderd is doorgegaan. Hij werd parttime consultant in de onderneming van zijn zoons, Giarte, een bedrijf dat adviezen geeft op het gebied van IT-strategie. Zo had hij een goede reden om zich verder te verdiepen in grafische toepassingen voor internet. Hij traint drukkers en designbureaus bij het invoeren van standaards. Hij bemiddelt bij conflicten tussen opdrachtgever, ontwerper en producent in situaties waar het mis is gegaan wegens ontbreken van goede afspraken.

Hij schrijft regelmatig voor Publish en Graficus. In Items verscheen een uitgebreide serie beschouwingen over technische zaken en een uitvoerig artikel over de totstand-koming van de huisstijl van Amsterdam. Voor het KVGO en CMBO schreef hij publicaties over fonts en (illegale) software.

Fonts en illegale software – 2004, publicatie over fontlicenties die Gianotten voor het KVGO en CMBO maakte.

Hij is lid van ‘Printing Across Borders’, een groep onderzoekers, ontwerpbureaus, uitgevers en drukkers die gezamenlijk streven naar internationale normering voor software en druktechnieken. Doel: het stimuleren van de samenwerking tussen drukkers en ontwerpbureaus in het belang van de opdrachtgevers. ‘Dit orgaan is ongelooflijk belangrijk, maar vanuit Nederland is de bijdrage helaas beperkt. Nederland loopt eigenlijk een beetje achter op het gebied van de toepassing van standaards. Vroeger hadden we de Werkgroep Zettechnieken bij de BNO, maar nu is er niets meer van die orde. Terwijl het voor de creatieve sector juist zo belangrijk is om actief deel te nemen aan dit soort discussies.’ 

Zijn unieke positie tussen de partijen stelt hem in staat op te treden als bemiddelaar en adviseur. Gianotten weet wat ontwerpers verwachten van drukkers en hij weet nog beter wat drukkers van ontwerpers verwachten. Hij kan de ‘kwetsbare’ ontwerper, murw van alle technische veranderingen, afschermen en aangeven hoe hij zijn positie moet bepalen. Hij kan ook de drukker in het wespennest van al die ontwikkelingen begeleiden bij het invoeren van goede standaards. Edo van Dijk zegt daarover: ‘Henk heeft de afgelopen 20 jaar vele ontwerpers en grafische bedrijven geholpen bij het grip krijgen op de output van zetsystemen en ontwerpprogrammatuur. Met name zijn grote kennis en interesse in PostScript en PDF en zijn gave om deze kennis voor ontwerpers relevant en toegankelijk te maken, heeft grote invloed gehad op de technische kwaliteit van ons werk. Zonder optimale beheersing van je instrumentarium immers geen optimaal resultaat.’

Tupigrafia – 2004, een artikel van Gianotten in het Braziliaanse ontwerpblad Tupigrafia over de letters van de Amerikaanse ontwerpster Jill Bell.

Maar zijn positie heeft ook nadelen. Door ontwerpers wordt hij vaak gezien als een vertegenwoordiger van de dorre techniek. De nieuwste technieken als Certified Offset4zijn voor veel ontwerpers complex. ‘Ook voor veel drukkers, vergis je niet.’ Door de drukkerswereld wordt hij soms met argusogen gevolgd: hij is niet één van hen en lijkt het beter te weten, of relativeert het dictaat van de techniek in het belang van ontwerpers. Gianotten raakt niet ontmoedigd door lauwe reacties op zijn betogen, hij is wel wat gewend. ‘Je moet blijven duwen, blijven herhalen, blijven overreden om het belang van standaardisatie te laten doordringen.’ 

In 2003 kreeg hij van de Cultuurstichting van het BNO en KVGO de Grafische Cultuurprijs voor zijn verdiensten op het gebied van kennisoverdracht aan ontwerpers en drukkers.
Zijn uitgangspunt is steeds dat elke partij zijn positie moet kennen en deze in het veranderende productieproces steeds opnieuw moet definiëren. Softwareprogramma’s bieden nieuwe mogelijkheden zonder expliciete waarschuwing, waardoor de verleiding groot wordt ‘alles zelf te doen’. Als dergelijk drukwerk de mist ingaat, is de ontwerper financieel aansprakelijk, maar ook andere digitale eindproducten dienen met goede kennis van zaken te worden gemaakt.

Er is een lichte huiver waarneembaar bij ontwerpers en drukkers over nieuwe mogelijkheden die ze nauwelijks kunnen doorzien of begrijpen. ‘Het gaat erom met de nieuwe methoden een betere procesbeheersing en een betere eindkwaliteit te verkrijgen. Dat wordt ook door de opdrachtgever verwacht. In de waarneming van een opdrachtgever bedreef de ontwerper vroeger een soort zwarte kunst. Nu is het hele creatieve proces veel transparanter geworden.’ Dat er verantwoordelijkheden gaan verschuiven, is onoverkomelijk maar niet desastreus als er goede afspraken worden gemaakt tussen ontwerpers en drukkers. Zij hebben, zo geeft Henk Gianotten met klem aan, een gezamenlijk probleem dat ze het best met elkaar kunnen oplossen.

Drupa – 1995

Henk Gianotten
geboren op 4 april 1940, Eindhoven


Auteur: Wim Westerveld, October 2006
Eindredactie: Sybrand Zijlstra
Portretfoto: Aatjan Renders