Ton Haak

Mijn raakpunten met de grafische vormgeving in Nederland dateren vooral van vóór 1994 en na 2016. In maart 1994 vertrok ik naar de VS, in juli 2016 verliet ik de VS voor Portugal. Tussentijds kwam ik nooit meer in Nederland, en nadien enkel voor een kort bezoek. Tussentijds waren er slechts toevallige confrontaties met Dutch Design. 

Concepts – Ans Zoutenbier, Hans Verlaat, Ton Haak, Anne Stienstra en Will de l’Ecluse, Amsterdam (1982)

De eerste keer dat ik met een ‘echte’ vormgever kwam te werken was in 1967. Die was een ‘hele echte’ want die heette Otto Treumann, die mij aanbevolen was door Louis Gans, oud-conservator van het Stedelijk Museum. Ik had geen enkele ervaring met vormgeving, raakte als beginnende bedrijfsjournalist/public relations man bij toeval belast o.a. met aankopen van hedendaagse prentkunst voor enkele bedrijven, had een affiche en catalogus nodig, en werd naar Otto verwezen door Louis Gans, die toen freelance in de kunst actief was (o.a. met ‘Prent 190’). Louis en Otto leerden mij kijken. Ik raakte verder verzeild in de beeldende kunst en adviseerde een paar musea in de tijd dat daar nog niet aan PR gedaan werd, laat staan dat men er iemand voor in dienst had. Zo raakte ik in 1971 betrokken bij ‘Sonsbeek buiten de perken’, de geruchtmakende manifestatie die minimal art, land art, conceptuele kunst, video art, et cetera niet enkel naar Arnhem bracht maar over het hele land verspreidde. Wim Beeren, ook al van het Stedelijk afkomstig, voerde de directie en werd mijn mentor; hij leerde mij heel veel verder kijken. 

Met Kunst Werken – kunstaankoop catalogus voor CO-OP Nederland, vormgeving: Otto Treumann (1968)

Sonsbeek buiten de perken – catalogi kunstmanifestatie Sonsbeek 71, vormgeving: Wim Crouwel, Bram Engelse, Dirk Fortuin (Total Design) 

Pulchri – tijdschrift voor beeldende kunst, vormgeving: Donald Janssen (1975)

Tel Design
Sonsbeek bracht mij in aanraking met Wim Crouwel en Total Design. Daarna werkte ik freelance voor nog andere musea, en voor initiatieven zoals Stichting Octopus die o.a. Poppetgom van Studio Scarabee en Cubics van Slothouber & Graatsma uitgaf; en voor een tentoonstelling en publicatie getiteld Arm : rijk = géén verhouding voor het Institute of Social Studies in Den Haag. De vormgeving was aan Tel Design opgedragen, en zo ontmoette ik Gert Dumbar. Tel Design zocht nieuwe opdrachtgevers, vroeg mij om advies, en ik kwam met het idee een nieuwsbrief uit te geven. Dat werd Telwerk. Dit bescheiden en onregelmatig verschijnende, op grote schaal verspreide petit magazine had groot succes; het bleef voortbestaan ook nadat ik, die intussen (in 1975) samen met industrieel ontwerper Frans de la Haye uitgenodigd was om een partnership met Gert Dumbar en Jan Lucassen aan te gaan, in 1980 bij Tel Design afhaakte.  

Tel Design – staand van links naar rechts Bobbert van Wezel, Makko, Ria van Zijderveld, Gemma van Dijk, André van den Heuvel, Ilse Tromer, René Hofman, Leo Krol, Andrew Fallon, Ton Haak en Ans Zoutenbier. Zittend van links naar rechts Will de l’Ecluse, Frans de la Haye en Pleun Vos. Fotograaf Gerard Weggelaar, Den Haag (1978)

Tel Design Telwerk, design nieuwsbrief (vanaf 1974)

Gedurende mijn Tel-jaren was ik een tijdje plaatsvervangend directeur van de GVN (Titus Yocarini reisde door India en Mexico), was ik nauw betrokken bij de GVN-tentoonstelling over bewegwijzering, Linksaf, rechtsaf, alsmaar rechtdoor, en werd ik mede-oprichter en redacteur van het tijdschrift voor vormgeving De Vorm, dat werd uitgegeven door de in Amsterdam gevestigde Stichting Industriële Vormgeving (al kon die uiteindelijk de rekening voor redactie en vormgeving niet aan Tel Design betalen). Mijn tijd bij Tel Design werd behalve door groot plezier gekenmerkt door minstens zo grote onrust: het waren de jaren van democratisering en dat betekende, dat er op een gegeven moment meer vergaderd dan ontworpen werd. Dat hield op leuk te zijn, leidde tot barsten en scheuren, tot het einde van vriendschappen. Gert Dumbar verdween om zijn geheel eigen verhaal daarover konde te doen en zijn briljante carrière onder eigen naam voort te zetten. 

Tel DesignDe Vorm, design magazine, gepubliceerd door Stichting Industriële Vormgeving, vormgeving: Gertjan Leuvelink e.a. (1976)

2D3DTribuut, omslag maandblad Nederlandse Federatie van Belastingconsulenten, vormgeving: Pleun Vos, Claudia van der Straaten (1980)

Linksaf, rechtsaf, alsmaar rechtdoor

Ton Haak op de eerste tentoonstelling, Bouwcentrum Rotterdam, vormgeving (en foto): Donald Janssen (1975)

Catalogus GVN tentoonstelling bewegwijzering, vormgeving: Donald Janssen (1975)

Uniek klimaat
Ik werd nooit helemaal recht in de leer. De geordende benadering van een Treumann en een Crouwel paste mij heel goed, en ik zou in de jaren na het vertrek van Gert Dumbar dikwijls de samenwerking zoeken met andere ‘rechtgeaarde’ vormgevers die het grid koesterden en soms heel minimaal, heel droog, heel strak typografisch georganiseerd maar in mijn ogen o zo mooi werk afleverden. Gertjan Leuvelink, Dirk Fortuin, Bram Engelse, Eelco Bos, Pleun Vos (en anderen bij het 2D3D van toen). Tegelijk bleef ik kwijlen bij wat Gert Dumbar voor elkaar bokste, wat Anthon Beeke en Hans Bockting presteerden, wat ik de wildere jongere garde zag doen en ook wat een Lies Ros en een Peter te Bos tot stand brachten. 

Eigenlijk vond ik bijna alles dat geproduceerd werd mooi, in al hun verscheidenheid. Ik bewonderde de makers voor hun creativiteit, hun nimmer aflatende zoektocht naar vernieuwing, en bij wie dat van toepassing was, hun ‘losbandiger’ zucht naar perfectie. Mijn waardering voor al dat unieke vakmanschap nam enkel toe toen ik, een kwart eeuw later, met regelmaat geconfronteerd werd met publicaties over die groten uit de geschiedenis van de grafische vormgeving in Nederland. Dat was toen Dutch Graphic Roots begon te verschijnen en elk cahier de neus drukte niet enkel op vormgevers, maar ook op drukkers zoals Cor Rosbeek en Simon den Hartog en ‘bemiddelaars’ zoals Paul Mertz en Hein van Haaren. Ik ontving Roots in New Mexico en besefte toen weer eens goed in welk een positief designklimaat ikzelf een tijdje had mogen werken, te midden van zo ontzettend veel gedreven grafisch talent. Ik kreeg dit nogmaals ingepeperd nadat, veel later, Robert van Rixtel mij vroeg (ik was net in Portugal aangekomen) of ik zijn Roots cahiers wilde vertalen in het Engels, voor publicatie op het internet – ik zat urenlang in heilige stilte, bijna ademloos, bij elk van de circa vijftig beschreven personen en de beelden van zijn of haar werk neer. 

Concepts – bureaupresentatie met profielen van de partners, fotografie: Reinier Gerritsen, design: Hans Bockting, Will de l’Ecluse (1983)

Concepts – Monica de Carvalho, Hartmut Kowalke, Xandra van der Zwan, Reyn Jongenelen, Ans Zoutenbier, Anne Stienstra, Ton Haak, Hedwig, Hans Verlaat, Hans Bockting, Els Staal, Eric Vos, Denise Ghering, Karl Sewalt, Will de l’Ecluse en Marcel Vroom. Foto: Reinier Gerritsen (1983)

Compres – vaktijdschrift voor grafisch management, spread bij artikel over Concepts, lay-out: Mercurius Wormerveer (1984)

Concepts, Landmark en freelance 
Andrew Fallon (afkomstig van Total Design) ging bij Tel Design Gert Dumbar als partner vervangen. Jan Lucassen stapte even later ook uit de maatschap en het overblijvend drietal, Andrew Fallon, Frans de la Haye en ik, bleef met een in feite failliet-gedemocratiseerd bureau achter. De bemanning werd tot enkele jonge en dus betaalbare vormgevers en vooral stagiairs (veel van St. Joost) teruggebracht. Ik kreeg de zakelijke leiding en na een goed jaar waren de schulden afbetaald en was Tel Design weer gezond. Ik knapte snel daarna, in 1980, af en ging, na een half sabbatical jaar in Californië doorgebracht te hebben, als adviserend eenling verder tot ik, samen met Will de l’Ecluse, Hans Bockting, Hartmut Kowalke, Floor Kamphorst en Anne Stienstra (grafisch vormgevers) en Marcel Vroom (industrieel ontwerper) Concepts oprichtte, in Amsterdam, dat een samenwerkingsverband aanging met Ton Haas en de snel daarna helaas verongelukte Hans Ebbing, twee jonge industrieel ontwerpers te Arnhem. Concepts werd snel een succes, zij het dat het bureau zich in 1985 opsplitste. 

Geen smoes
Van de reeks van opdrachtgevers aan designprojecten waarbij ik direct betrokken was, noem ik slechts enkele. Ik speelde dikwijls een rol zowel in de conceptvorming als in de presentatie aan opdrachtgevers, en soms de verwoording van de inhoud en doelstelling van het design ten behoeve van medewerkers of publiek. Voor de huisstijl van Delta Lloyd, bijvoorbeeld, werd behalve een manual een beknopte handleiding samengesteld voor alle medewerkers, die verder ging dan netjes met de vormgeving omgaan: ook hoe te communiceren in woord en geschrift met verzekerden werd aangestipt (de handleiding ging als ‘het blauwe boekje van Delta Lloyd’ de geschiedenis in). Ik was betrokken bij huisstijlen (Elion & Pajkert Bouwen, ECI, AGA, Boers & Co, Nederlandse Federatie van Belastingconsulenten), bewegwijzeringen (RPS, Delta Lloyd, Willem Eggert Centrum) en honderden jaarverslagen, brochures en affiches. 

Tel Design 1962 – 1992 – spread 1976 tot 1980, jubileumuitgave, vormgeving Gert Kootstra e.a.

Tel DesignGemeente Enschede, voorstellen voor nieuwe huisstijl (niet uitgevoerd), vormgeving: Pleun Vos (1977)

Van de huisstijlen herinner ik mij vooral die aardige voor de Gemeente Enschede, die nooit toepassing kreeg. Pleun Vos was de vormgever van een aan rode dots herkenbaar raster, waaromheen per onderdeel van de gemeente (van de raad tot de plantsoenendienst), menselijke figuren werden gegroepeerd die voor hun positie of werk kenmerkende handelingen verrichtten. Betrokkenheid en menselijkheid uitstralend, een democratisch concept, passend bij de tijd. De toenmalige burgemeester, de wethouder cultuur en hun woordvoerder die het project had begeleid waren laaiend enthousiast. Zo ook de hoofden van dienst – allemaal blij. Toen volgde de presentatie aan de gemeenteraad. En wat gebeurde er? Terwijl VVD en CDA en kleinere conventionele partijen enthousiast vóór waren, stemde de partij die de grote meerderheid had in de raad tégen. Dat waren de zo vooruitstrevende socialisten, die vonden het uit een vorige eeuw daterende stadswapen (schild met leeuwen en, nota bene, prinsenkroon) toch passender. Ik hoor het de burgemeester, vooraanstaand PvdA-lid Ko Wierenga, een bedaard en erudiet man, nog zeggen: ‘Nou zakt toch m’n broek af…’ Nog een kleine toevoeging, zo maar voor de aardigheid: de gemeentelijke voorlichter was de aimabele en capabele Nico Smoes. Die was in afwachting van een nieuwe achternaam, want Smoes als overheidsvoorlichter… enfin, later werd zijn elegante herbenaming akkoord bevonden, hij ging als Nico van Esmond verder door het leven.

2D3DDen Haag Literair, in kaart gebracht voor Dichter aan huis, vormgeving: Pleun Vos (1991)

2D3DHollands Dagboek, themabrochure voor btb bouwbegeleiding, over renovatie kanselarij Londen, vormgeving: Nick Feeney (1992)

Na Concepts ging ik eerst met Ton Haas, Marcel Vroom en Theo Groothuizen (die van PTT Telecom kwam) in Rotterdam het bureau voor industriële vormgeving Landmark oprichten, waaraan ook mijn oude kompaan Jan Lucassen, toen directeur van de Eindhovense academie AIVE, zich een tijdlang verbond. In 1987 trad ik uit om zelfstandig opererend adviseur voor design te worden in Den Haag. In de jaren nadien werkte ik aan projecten samen met Landmark en 2D3D (vooral met Loes Schepens en Pleun Vos), en met freelance vormgevers zoals Hans Kentie, Donald Janssen (met wie ik ooit het kunsttijdschrift Pulchri een nieuwe vorm en inhoud had gegeven) en anderen. Ik had heel wat nevenfuncties: voorzitter van de Stichting Kunstprojecten (Rotterdam); voorzitter en organisator van het poëziefestival ‘Dichter aan huis’ (Den Haag); secretaris van het bestuur van de modern dance company Djazzez (Den Haag); mede-organisator van de Haagse Salon; en nog zowat. In 1994 gaf ik overal de brui aan, verkocht de meeste bezittingen en kocht samen met mijn vrouw Ans Zoutenbier een enkele reis Houston, Texas. 

Landmark – brochure industriële vormgeving / productontwikkeling, vormgeving: Wout de Vringer (1986)

Landmark – Van links naar rechts Tom Couvee, Marcel Vroom, Evelyne Veldsink, Carel van Houte, Marcel Wanders, Theo Groothuizen, onbekend, Ton Haas, onbekend,  onbekend, Gerben Klinkenberg, Karl Sewalt, Taeke Bulstra (1990)

Tweede leven
In de VS begon ik mijn tweede leven met ruim drie jaar rondzwerven door alle staten ten westen van de Mississippi River en korte, verkennende verblijven in Tucson (Arizona), Carmel (Californië), Matfield Green (Kansas) en Nanaimo (British Columbia, Canada). Eind 1997 hield het reizen op en vestigden wij ons in minuscuul Abiquiu, diep in de beeldschone red rock desert in het noorden van New Mexico. Ans en ik begonnen, want de spaarcenten waren intussen wel opgeconsumeerd, The Tin Moon Gallery pal onder het huis waar Georgia O’Keeffe had gewoond en was overleden. Ook begeleidde ik bezoekers op hikes in de woestijn of bezoeken aan Chaco Canyon. Ik schreef er veel, nonfiction vooral, o.a. voor het tijdschrift  Amerika en voor The Rio Grande Sun en THE art monthly in Santa Fe. En ik publiceerde twee dichtbundels: Abitare Abiquiu en Whims and Whispers, Pouts and Shouts. Soms las ik mijn gedichten voor, ergens in een kroeg in Colorado zes uur rijden heen en idem terug (maar wat een mooie rit!) en dan hadden we gratis eten en drinken. Er werd een stukje land gekocht dat omringd was door duizenden hectaren Carson National Forest en daar ontwierp ik ons eigen huis, dat wij bouwden met hulp van twee illegale Mexicanen die tijdens het werk zongen en met wie wij de dag beëindigden al proostend met Tecate uit blik. Dat huis werd magnifiek, zo vonden ook anderen, met als gevolg dat ik, toch een ‘ongeletterde’, een paar nieuwe huizen en een aantal aanbouwen voor anderen mocht ontwerpen, en zelfs enkele (ver)bouwprojecten als ‘opzichter’ ging begeleiden.

Piedra Lumbre (elevatie 2.500 meter), Abiquiu, New Mexico. Foto Ton Haak (2008)

Op het land in Barranca /Abiquiu, New Mexico. Foto Ans Zoutenbier (2008)

Een goede buur
Ik werd er terug in mijn eerste leven geworpen door als ‘buurman’, op 100 kilometer afstand, Godfried Konings te krijgen, ooit student grafische vormgeving op St. Joost, die ik mij niet echt herinnerde van de tijd dat hij in Amsterdam stageliep bij Concepts. Hij werkte nu als vormgever, na een paar jaar in New York aan de slag te zijn geweest, in New Mexico o.a. voor het Santa Fe Art Institute. Daarmee deed ik, net als met het Harwood Museum of Art in Taos, vanuit Abiquiu zaken in de zin van het regelen van artist in residence perioden en tentoonstellingen en publicaties voor Nederlandse kunstenaars zoals Jeroen van Westen, Risk Hazekamp, Gerco de Ruijter en Josephine Sloet, en de Vlaamse kunstenaar en docent aan Lucas in Gent, Anne Ausloos. 

The Wave – Beeld van multimedia kunstenaar Brian Bondy (Abiquiu) (2005)

Nageezi – Anne Ausloos (Antwerpen) brengt rode woestijnaarde naar de witte woestijn bij Chaco Canyon in het kader van Desert Passage, publicaties en tentoonstellingen in Santa Fe Art Institute en Harwood Museum of Art, Taos, New Mexico. Foto Gerco de Ruijter (Rotterdam), net als Anne artist in residence (2008)

Desert Passage – kunstproject in de woestijn van New Mexico, vormgeving boek en cataloguskrant: Pleun Vos (2009)

Godfried en ik werden dikke maatjes en kwamen met enige regelmaat in Santa Fe bijeen om bij Belgisch bier en Mexicaanse tequila samen lekker ‘op z’n Hollands’ op zowel Amerika als Nederland te kankeren; ik moest dan nog thuis zien te komen, 100 km noordelijker, over onverlichte wegen. Zijn dochter Iza werd, en is, mijn pseudo-kleindochter. Godfried Konings is helaas niet meer – veel te vroeg overleden (in 2016, net nadat Trump de kust onveilig begon te maken in de VS en Ans en ik ons ‘als politieke vluchtelingen’ in Portugal gevestigd hadden). Maar eerst had ik ook nog met mijn oude makker Pleun Vos gewerkt, die vanuit Amsterdam de vormgeving deed van enkele kunstenaarspublicaties waarbij ik betrokken was (o.a. Desert Passage). 

Abiquiu – Arian Roefs, Godfried Konings, Ans Zoutenbier en Alfonso Martinez, rancher en naaste buur. Foto Ton Haak (2009)

Santa Fe – Ton Haak en Arian Roefs, Jan en Iza, Godfried Konings. Foto Ans Zoutenbier (2014)

Santa Fe – Ton Haak en Godfried Konings (2014)

The City Different
Het Santa Fe Art Institute was een van de weinige opdrachtgevers in New Mexico die het Godfried Konings toestond zich uit te leven als vormgever. Voor de rest was het maar armoede daar in de woestijn, ook al stond Santa Fe bij Amerikanen te boek als ‘The City Different’, hun tweede ‘kunststad’ na New York. Er was daar wel degelijk een cultureel klimaat met soms spannende uitspattingen in het theater en de literatuur, en ook wel in de beeldende kunst, zij het dat die sector het meest van al last had van een irritante rijkeluisbelangstelling en de daarmee gepaard gaande opdringerige commercie. De talloze galerie-openingen verschaften bijna wekelijks dé gelegenheid voor een horde van rijken, nouveau riche meelopers en hun trust fund kids om elkaar te ontmoeten. In het SFAI kon men daar niet van losstaan, maar werd er wel met een ietwat meewarig oog naar deze scene gekeken. Godfried was snel hun favoriete vormgever. 

Drukwerk Santa Fe Art Institute, vormgeving Godfried Konings (2007)

Ikzelf had in Abiquiu Susan Martin ontmoet, eerder een gewaardeerd lid van de punkscene in New York en de kunstscene in Los Angeles (Venice Beach), die vooral fotogaleries en performance art had gerund en die werkelijk iedereen kende, van Andy Warhol down. Susan was (en is) een rooie rakker (haar vader was een van de architecten van de Moskouse metro, tot het dolgedraaide Stalinisme van de jaren ’30 hem dwong uit te wijken). Zij en ik verstonden elkaar wel, en net zo ging het met Godfried met wie zij, via het SFAI, samenwerkte. ‘Die Godfried komt ook uit Nederland,’ vertelde zij mij op een dag. ‘Jullie zouden elkaar eens moeten ontmoeten.’ De naam Konings zei mij even niets, maar okay, ik wilde best kennismaken. Dat gebeurde bij Susan thuis, op het sun deck van haar huis met 100 kilometer uitzicht naar de Sangre de Cristo mountain range, recht boven een diep ravijn in het gebied nabij Abiquiu dat als Plaza Blanca bekend staat (Susans buurvrouw was Shirley MacLaine, wier aanpalende ranch 3.000 hectare telde, dat geeft aan hoe weinig last men daar van buren heeft).

Godfried wist wel degelijk wie ik was – en bovendien was hij net even eerder op mijn aanwezigheid in New Mexico gewezen door… zijn oude vriend Robert van Rixtel, die via de BNO mijn verblijfplaats had vernomen. Enfin, die middag werd onze vlot uitschenkende gastvrouw Susan geen moment aandacht geschonken en ging het gesprek in het Nederlands over… Anne Stienstra, Hans Bockting, Hartmut Kowalke, Will de l’Ecluse, Ben Bos, DEV, Total Design, Hard Werken, Gert Dumbar en wie niet, en over het zo unieke, o zo prachtige designklimaat in Nederland. Snik. Jij ook nog een biertje? In New Mexico meer dan in New York had Godfried te vechten voor zijn opvattingen over vormgeving, voor zijn gevoel voor kwaliteit, en voor een redelijke honorering als onderdeel van, please, een net productiebudget. Dat iedereen intussen een laptop had waarop zijn dochter toch ‘zulke leuke dingen’ deed, was ook in de VS van toen niet bevorderlijk voor het kwaliteitsbesef en bovendien een sta-in-de-weg voor iedereen die van vaste patronen wilde afwijken. En drukkers zoals een Rosbeek of Ando of Steendrukkerij de Jong, Lecturis of… enzovoorts – tranen in zijn ogen kreeg Godfried als hij daaraan dacht. De dichtstbijzijnde drukker die iets van kwaliteitsdrukwerk begreep zat 700 km verderop in Texas en ook die hield niet over. ‘Woestijn is het hier,’ zuchtte hij dan. Ik beaamde dat grif. En dat stemde ons beiden toch ook wel weer heel tevreden.       

Tallgrass prairie, tweejaarlijkse grasverbranding, Chase County, Kansas. Foto Ton Haak (2015)

Ton Haak en Ans Zoutenbier met bezoekers François Caron en Joke Mammen (Bijzondere Collecties UvA) bij The Gallery at Pioneer Bluffs, Matfield Green, Kansas (2015) 

Kleine kolonie
Ans en ik verhuisden toch nog een keer binnen de VS, van New Mexico naar Kansas of all places, waar ik eerder, nog rondtrekkende, korte tijd met groot genoegen had door gebracht. Daar, in Matfield Green (47 inwoners onder wie 30 cattle ranchers, midden op de uitgestrekte tallgrass prairie van de Flint Hills) ben ik de aanstichter geworden van de vorming van een afgezonderde, kleine kunstkolonie die tot op de dag van vandaag zachtjes doorgroeit. Ik opende er met Ans een galerie voor hedendaagse kunst, The Gallery at Pioneer Bluffs, en later ook The Bank Art Space; werd curator van een andere galerie, Symphony Gallery in nabijgelegen Cottonwood Falls; werd beeldredacteur van het jaarlijkse Symphony in the Flint Hills – Field Journal; organiseerde artist in residence programs voor Europese en Amerikaanse, meest jonge, kunstenaars; werd mede-initiatiefnemer van een ‘prairie sculpture path’; en werkte samen met o.a. het Ulrich Museum of Art in Wichita. Nu, in 2022, zes jaar na mijn vertrek, zijn er veel van de lange jaren leegstaande oeroude prairiehuisjes in Matfield Green weer opgeknapt en bewoond en schat ik het inwonertal op zo’n 80, voor twee-derde beeldend kunstenaars, fotografen, musici, schrijvers, journalisten, architecten en, jawel, twee grafisch vormgevers. 

Ton Haak aan het werk in The Bank Art Space, Matfield Green, Kansas. Foto Ans Zoutenbier (2015)

Zo maar een opening in The Bank Art Space, landelijk Matfield Green, Kansas. Dave Leiker (fotograaf, Emporia), Ton Haak, Bill McBride (architect, oorspronkelijk in Chicago, en ruimtelijk kunstenaar, mede-initiatiefnemer Prairie Sculpture Path). Foto Ans Zoutenbier (2013)

Artist impression van Prairie Sculpture Path (in wording) door Bill McBride, Matfield Green, Kansas (2017)

Toshi Miki en Mike Edge, kunstenaars in Upstate New York en Abiquiu, New Mexico, exposeerden in The Gallery at Pioneer Bluffs, Matfield Green, Kansas. Foto: Hendrik van Leeuwen (Den Haag), artist in residence (2014)

Dutch Design
Het is mij in Amerika meer dan eens opgevallen met hoeveel respect er naar uit Nederland afkomstige grafische vormgeving werd gekeken. Dat merkte ik al in de jaren ’80, in Berkeley en San Francisco, waar vormgevers, die tot kort voordien nog als ‘commercial artists’ werden aangesproken, wat verontschuldigend met hun eigen portfolio begonnen te schutteren zodra zij hoorden dat ik Total Design kende van projecten. Wim Crouwel was god, een grootheid van het kaliber Van Gogh, die andere Nederlander wiens naam in het bij bewustzijn zijnde deel van de VS een bijna religieuze betekenis heeft. Dat merkte ik later ook weer in Santa Fe, waar de enige aan kunst en cultuur gewijde goede boekwinkel zelfs publicaties over Hollandse grafische vormgeving uitstalde. Op het SFAI was de stemming zodanig dat de toenmalige directeur niet eens zaken wilde doen met Amerikaanse vormgevers – die Hollander, Godfried Konings, vond er een wijd open deur. Adviseur Susan Martin was dezelfde mening toegedaan, die werkte voor haar eigen projecten, zoals ‘Some Serious Business’ (dat niks met business maar alles met kunst en vormgeving te maken heeft), al jaren samen met de in Los Angeles gevestigde, van oorsprong Hollandse vormgever, Marika van Adelsberg. 

Zelfs midden in Kansas ontkwam ik er niet aan met de naam Wim Crouwel geconfronteerd te worden en, jawel, ontleende ik ‘gezag’ aan het feit dat ik zoveel van hem en zijn Total Design wist en ook nog eens een paar keer met hem gewerkt had. Dat overkwam mij toen een jaargang studenten aan de piepkleine afdeling kunst en vormgeving van het Tabor College in Hillsboro bij mij op bezoek kwamen in een van onze galeries. Hun docent grafische vormgeving, Derek Hamm, raakte zowat in aanbidding toen hij, na zelf onmiddellijk de naam Crouwel genoemd en over ‘het alfabet’ uitgeweid te hebben, ontdekte dat ik de man meer dan eens de hand had geschud. 

Fleeing Horse. ‘Deze toevallige foto van (Berlijns/Haags) kunstenaar Risk Hazekamp, op werkbezoek in Kansas, staat voor mij symbool voor de teloorgang van de VS, en mijn vertrek in 2016’ (2015)

Derek kwam mij snel nog eens opzoeken en dan liet ik hem in mijn designboeken snuffelen, en dan had hij het ook over Rudy Van Der Lans en diens Emigre magazine, en over Gerard Unger en Dick Bruna bijvoorbeeld. Ik was bij Dereks huwelijk met Katherine, ook een grafisch ontwerper, en zij werden degenen die (zonder af te dingen) ons huis kochten en bovendien een van de galeries, The Bank Art Space, overnamen. Ik vertel dit allemaal om aan te geven hoe groot de naam van Wim Crouwel is, hoe groot de faam van Dutch Design is ook tot in verre, boerse uithoeken van een land als Amerika, en hoeveel deuren er kunnen opengaan als je, van Nederlandse afkomst zijnde, terloops natuurlijk, en heel losjes, af en toe op een receptie of feestje van je achtergrond ‘in de Dutch Design’ gewag weet te maken. In Portugal is dit in mindere mate het geval, maar dat kan ook liggen aan mijn gebrekkige beheersing van de Portugese taal. Of is het dat DD inmiddels minder uitstraling heeft? 

De was hangt nog dikwijls uit in oud Portugal, nabij huidige woonplaats van Ton Haak en Ans Zoutenbier, in Tomar. Foto Ton Haak (2017)

Iets nieuws
Nu, in Portugal wonend, mis ik van New Mexico vooral het sprakeloos makende landschap, en van Kansas de kleine creatieve gemeenschap meer nog dan de spannende leegte van het prairielandschap. Die liet ik in de steek na jonge opvolgers gevonden te hebben die ik niet in de weg wilde zitten bij het op hun manier verder bouwen aan de activiteiten. Bovendien was ik net 73 geworden en wilde ik nog één keer iets nieuws beginnen, en dan was er in Amerika ook nog die Trump… In Tomar in centraal Portugal wonend, in een land waar het fascisme achter de rug in plaats van op komst is, heb ik het drukker dan bijna ooit. Ik vertaalde op verzoek van Robert van Rixtel dus veel van de Dutch Graphic Roots. Ook werkte ik mee aan publicaties van kunstenaars zoals Jeroen van Westen, Anne Ausloos, Lut Pil en Sarah Westphal (SheddedPoint of DepartureForêt Asiatique / Forêt Océanique, In a Lifetime, Waterkader, BirdScore en Coincidence). Ik schrijf over Portugal, veel over kunst en geschiedenis, voor de blog en website Portugal Portal, tot dusver een zeventigtal hoofdstukken. Veertig ervan hoop ik binnenkort te publiceren onder de titel Poolshoogte in Portugal

Document voor een Monument – hofboek I van de serie boeken over het Binnenhof, vormgeving: Mizja Haak (2021)

En ik ben redactielid en schrijver van Document voor een Monument, een vierdelige serie dikke boeken over de architectuur, de kunst en de ‘bewoners’ c.q. gebruikers, alsmede het verleden, het heden en de toekomst van het Binnenhof in Den Haag. Mijn zoon Mizja is met de fotograaf Dick Holthuis de initiatiefnemer en uitgever van deze boeken (hij is ook de vormgever), die een ontstaansgeschiedenis hebben van vijf jaar, want het laatste deel verschijnt eerst nadat het vernieuwde Binnenhof weer in gebruik is; de aanleiding ertoe was de op handen staande en nu gaande zijnde renovatie van het complex. Zo doende leer ik, bijna dertig jaar nadat ik uit Nederland vertrok, op bijna 80-jarige leeftijd, in mijn tweede leven méér over de geschiedenis en de betekenis van het regeringscentrum van mijn vroegere thuisland en de stad waar ik opgroeide, schoolging, woonde en werkte, dan gedurende mijn hele eerste leven.

Geen ontsnapping
Nooit volgde ik een beroepsopleiding, laat staan dat ik het genoegen smaakte tussen al dat creatief talent aan een academie voor kunst en vormgeving te studeren. Wel volgde ik de zaterdagse journalistencursus die in Amsterdam werd georganiseerd door het Nederlands Persinstituut van de UvA, dat toen geleid werd door de hoogleraar geworden oud-hoofdredacteur van de NRC, Maarten Rooy. Ik stapte heel vroeg in de werkpraktijk. De koers die mijn twee levens kreeg werd, voordat ik 25 was geworden, dankzij gelukkig toeval uitgezet door Louis Gans en Otto Treumann. Wim Beeren en Wim Crouwel, en ook Hein van Haaren in zijn DEV-tijd, gaven er belangrijke zetjes aan. 

Ik ben dit vijftal dank verschuldigd, net als al diegenen die ik hierboven bij name noemde en nog tal van anderen ‘uit het wereldje’ die onvermeld bleven. Zij zijn er met z’n allen debet aan dat ik meer dan 50 jaar lang met geen mogelijkheid intensieve bemoeienissen met kunst en vormgeving kon ontwijken, waar ik ook woonde. Zij maakten aldus mijn twee levens tot een feest.

O Emigrante – Ton Haak, van Nederland via de VS naar Portugal. Foto Ans Zoutenbier (2017)


Ton Haak
geboren op 23 april 1943, Utrecht

Erelid BNO, Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers
www.tonhaak.eu


Auteur: Ton Haak, mei 2022
Portret foto: Ans Zoutenbier